Ik ben een marionet. Eerst was ik een hele meegaande. Je hoefde maar te trekken aan een van de touwtjes en ik kwam in beweging. Mijn gezichtje had een glimlach. Ik deed een ander geen kwaad. Ik kwam niet in de knoop met de touwtjes van een van de andere marionetten poppen want ik bleef uit hun buurt. Dat was rustig en wat zij wilde. Zij die aan de touwtjes trekt.
Zij die aan de touwtjes trekt, zij kwam wel in de knoop. Zij had geen draadje nodig. Zij was geen marionetje. Zij was ‘de klap’. De klap was samen met hij die begrijpt. Hij die luistert. Hij die de enige lijkt die mij begrijpt.
Zij en hij samen met mij aan hun touwtjes. Het was wat ik kende, het was oké. Ik vermaakte mij met de andere spelers in het spel. Ik ging naar school en ook naar oma en soms kwam tante langs. En steeds bewoog ik met het trekken van de touwtjes mee.
Een keertje, ik weet het nog heel goed, bewoog ik niet met het touwtje mee. Ik dacht; wat zou er dan gebeuren?
Het was de keer dat ik kennis maakte met de klap. De klap die ik ondertussen ook al kennis had zien maken met het begrip. Zij en hij, het ging niet meer.
Klap, klapte erop los.
Als ik niet meebewoog met de touwtjes. Als het begrip geen begrip toonde. Als de klap niet gehoord werd. Dan zorgde de klap dat zij net zo hard klapte dat niemand er omheen kon.
Het was geen fijn gevoel.
Het begrip zocht zijn eigen weg. Hij was er niet meer.
De klap bleef. Zij trok harder aan de touwtjes. Zo hard dat ze soms bijna braken.
Daar vertelde de klap dan over aan de andere spelers. Die verdwenen langzaam van het toneel.
Er waren momenten dat het marionetje vrij was.
Dan was zij los van de touwtjes. Dan was zij op school of bij een vriendinnetje. Vriendinnetjes en vriendjes die ook thuis geen touwtjes hadden. Zij kenden Klap niet. Wel Begrip.
Het verbaasde mij. Ik maakte kennis met verdriet.
Verdriet doet pijn.
Pijn maakt mij boos. Nee woedend.
Woede doet mij terugtrekken aan de touwtjes. Oh wat trek ik hard. Ik trek het liefst nog harder dan dat klap de klappen laat horen.
Het liefste trek ik het kapot.
En dat deed ik.
Net als hij, het begrip, ging ik weg. Het marionetje. Alleen zonder touwtjes.
Alleen?
Het marionetje ontdekte dat er nog iemand was. Ook iemand die heel hard kon trekken, kon vechten, verdriet kende en woede.
Alleen was niet meer alleen. Het marionetje voelde dat haar touwtjes bij iemand anders hun weg zochten. Een marionetje heeft tenslotte touwtjes om haar de weg te wijzen, sturing te geven. Maar nu was het anders. Ook zij had touwtjes in haar handen. Zij konden samen sturen, bedenken, doen.
Konden zij dat?
Ineens was daar weer het trekken. Het marionetje schrok! ‘Wat is dat? Waar moet ik heen?’
De klap was terug en zij had macht meegenomen. Samen trokken zij aan de touwtjes en daar bewoog het marionetje weer. Weer zoals het hoorde.
Macht liet het marionetje niet los. Zij wilde dat het marionetje samen met de klap zou blijven. Een mede marionet is daarin niet gewenst.
Eventjes legde het marionetje zich erbij neer. Zij bewoog weer mee met alle trekken van de touwtjes. Maar het voelde leeg. Het leidde tot verdriet. Verdriet doet pijn. Pijn maakt haar boos, nee woedend en zij trekt weer de touwtjes los. Zij weet dat zij het kan. Deze keer verder weg. Harder.
Hoe ver weg het begrip ook leek te zijn gegaan. Hij was er nog steeds.
Het marionetje kende hem nog van toen. Hij zorgde voor een nieuw touwtje.
Macht begon weer te trekken maar nu samen met het nieuwe lijntje via begrip. Zij van macht en hij van begrip. Het marionetje volgde het nieuwe touwtje.
Onwennig bewegend in de nieuwe aansturingen.
Dit voelde anders. Dit voelde alsof macht het wilde. Naar de klap terug wil het marionetje niet. Naar de macht ook niet.
Naar het begrip, de nieuwe aansturing, naar het zelf sturen en de touwtjes in handen.
Dat is wat het marionetje wil.
Reactie plaatsen
Reacties